Home » De Heilige Koran » Abraham (Ibrahiem)
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
En Wij zonden Mozes met Onze tekenen, zeggende: "Breng uw volk uit de duisternis tot het licht en herinner hen aan de dagen van Allah." Daarin zijn voorzeker tekenen voor ieder die geduldig en dankbaar is. 5
Wij zonden geen boodschapper dan met de taal van zijn volk, zodat hij (het) hun duidelijk moge maken. Dan laat Allah dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij wil. Hij is de Almachtige, de Alwijze. 4
Die het tegenwoordige leven boven het Hiernamaals verkiezen en (anderen) van het pad van Allah afhouden het krom wensend - dezen zijn het die ver afgedwaald zijn. 3
Van Allah, aan Wie wat er ook in de hemelen en op aarde is, toebehoort. Maar wee de ongelovigen wegens een strenge straf. 2
Alif Laam Raa. Dit is een Boek dat Wij u hebben geopenbaard, opdat gij de mensen door het gebod van hun Heer uit de duisternis tot het licht moogt brengen op het pad van de Almachtige, de Geprezene; 1
Hun boodschappers antwoordden: "Bestaat er twijfel over Allah, Schepper der hemelen en der aarde? Hij roept u, opdat Hij uw zonden moge vergeven en u uitstel moge verlenen voor een vastgestelde periode." Zij zeiden: "Gij zijt slechts mensen als wij; gij wenst ons afkerig te maken van hetgeen onze vaderen aanbaden. Brengt ons daarom een duidelijk bewijs." 10
Zijn de tijdingen niet tot u gekomen van degenen die vóór u waren, het volk van Noach en van Aad en Samoed en degenen (die) na hen (kwamen)? Niemand behalve Allah kent ze. Hun boodschappers kwamen met duidelijke tekenen tot hen, maar zij deden hen zwijgen en zeiden: "Wij geloven niet in hetgeen, waarmede gij zijt gezonden en wij zijn zeker in twijfel over hetgeen, waartoe gij ons roept." 9
En Mozes zeide: "Als gij ondankbaar zijt, gij en al degenen die op aarde zijn, voorwaar, Allah is Zichzelf - genoeg, Geprezen." 8
En toen uw Heer verklaarde: "Als gij dankbaar zijt zal ik u rneer geven, maar als gij ondankbaar zijt is Mijn straf inderdaad streng." 7
En toen Mozes tot zijn volk zeide: "Gedenk Allah's gunst aan u toen Hij u van Pharao's volk redde, dat u met een smartelijke foltering kwelde, uw zonen doodde en uw vrouwen spaarde; daarin was een grote beproeving van uw Heer." 6
Hun boodschappers zeiden tot hen: "Wij zijn inderdaad stervelingen zoals gij, maar Allah bewijst gunsten aan wie van Zijn dienaren Hij wil. Het is niet aan ons u een bewijs te brengen, dan door het gebod van Allah. En in Allah behoren de gelovigen te vertrouwen." 11
"En waarom zouden wij niet in Allah vertrouwen wanneer Hij ons onze wegen heeft getoond? En wij zullen voorzeker al het kwaad dat gij ons doet met geduld dragen. Laat daarom allen die willen vertrouwen, in Allah hun vertrouwen stellen." 12
En de ongelovigen zeiden tot hun boodschappers: "Wij zullen u voorzeker uit het land verdrijven, tenzij gij tot onze godsdienst wederkeert." Toen zond hun Heer hun de openbaring: "Wij zullen de onrechtvaardigen zeker vernietigen." 13
Voor hem is de hel en hij zal worden gedwongen kokend water te drinken. 16
Ziet gij niet hoe Allah de gelijkenis van een goed woord geeft? Het is als een goede boom, waarvan de wortel hecht is en zijn takken reiken tot in de hemel. 24
Deze brengt door het gebod van zijn Heer zijn vrucht voort in ieder jaargetijde. En Allah geeft de gelijkenissen voor de mensen, opdat zij lering mogen trekken. 25
En een slecht woord is als een slechte boom die ontworteld ter aarde ligt en geen vaste grond meer heeft. 26
Allah versterkt degenen, die geloven in het tegenwoordige leven en in het Hiernamaals met het bevestigende woord en Allah laat de onrechtvaardigen dwalen. En Allah doet, wat Hij wil. 27
Ziet gij niet degenen, die Allah's gunst in ondankbaarheid veranderden en hun volk in het huis van verderf brachten? 28
Dat is de hel. Daarin zullen zij branden en dit is een boze rustplaats. 29
En zij hebben medegoden aan Allah toegekend om (de mensen) van Zijn weg af te leiden. Zeg: "Vermaakt u een poosje, daarna is uw terugkeer voorzeker naar het Vuur." 30
Zeg tot mijn gelovige dienaren dat zij het gebed behoren te onderhouden en van hetgeen Wij hun hebben gegeven heimelijk en openlijk besteden, voordat er een dag komt, waarop er handel noch vriendschap zal zijn. 31
Allah is Hij, Die de hemelen en de aarde schiep en water uit die wolken doet nederkomen en er vruchten voor uw onderhoud mee voortbrengt en Hij heeft de schepen in uw dienst gesteld, opdat zij door Zijn gebod over de zee mogen varen en Hij heeft de rivieren eveneens in uw dienst gesteld. 32
Hij zal het met kleine teugen drinken en zal het ternauwernood kunnen slikken. En de dood zal van elke kant tot hem komen en toch zal hij niet sterven. En daarnaast zal er een zware kastijding zijn. 17
De toestand dergenen die in hun Heer niet geloven, is, dat hun werken als as zijn waarop de wind hevig waait op een stormachtige dag. Zij zullen over hetgeen zij verdienen geen macht bezitten. Dit is inderdaad de volstrekte ondergang. 18
Ziet gij niet dat Allah de hemelen en de aarde in waarheid schiep? Als Hij het wil kan Hij u verdelgen en een nieuwe schepping voortbrengen. 19
Dit is inderdaad niet moeilijk voor Allah. 20
Zij zullen allen voor Allah verschijnen, dan zullen de zwakken tot de hoogmoedigen zeggen: "Wij waren voorzeker uw volgelingen; kunt gij ons dan tegen Allah's straf niet helpen?" Zij zullen zeggen: "Als Allah ons had geleid, hadden wij u zeker geleid. Het is voor ons gelijk of wij ongeduld tonen of wel geduldig blijven, want er is voor ons geen toevlucht." 21
Wanneer de zaak is beslist zal Satan zeggen: "Allah deed u een ware belofte, ik echter beloofde u en faalde, maar ik had geen macht over u dan dat ik u riep en gij mij gehoorzaamdet. Verwijt mij daarom niet, maar beschuldigt uzelf. Ik kan u niet bijstaan noch kunt gij mij bijstaan. Ik verwerp dat gij mij voordien met Allah hebt vereenzelvigd. Er zal voor de onrechtvaardigen gewis een smartelijke straf zijn." 22
En de gelovigen die goede werken doen, zullen in tuinen worden toegelaten waardoor rivieren stromen, daarin zullen zij vertoeven door het gebod van hun Heer. Hun groet daarin zal "Vrede" zijn. 23
"En Wij zullen u zeker na hen in het land vestigen. Dit is voor hem die vreest vóór Mij te staan en die Mijn waarschuwing vreest." 14
Zij vroegen om een oordeel en (dientengevolge) ging elke hoogmoedige vijand te gronde. 15
En Hij heeft ook de zon en de maan, die beiden hun werk voortdurend verrichten alsmede de nacht en de dag in uw dienst gesteld. 33
Met opgeheven hoofd zich voorthaastend, terwijl zij hun blik niet kunnen afwenden en hun hart ledig is. 43
En waarschuw de mensen voor de Dag waarop kastijding over hen zal komen; dan zullen de onrechtvaardigen zeggen: "Onze Heer, schenk ons uitstel voor een korte periode. Wij zullen Uw roep beantwoorden en de boodschappers volgen." "Hebt gij voorheen niet gezworen, dat er voor u geen ondergang was?" 44
En gij vertoeft thans in de woonplaatsen van degenen die zichzelf onrecht aandeden en het was u duidelijk geworden hoe Wij met hen handelden terwijl Wij de voorbeelden voor u hadden gegeven." 45
En zij hadden hun plannen reeds gesmeed maar hun plannen zijn bij Allah, al waren hun plannen zó dat er bergen door zouden worden verzet. 46
Denk derhalve niet dat Allah zal falen Zijn belofte aan Zijn boodschappers te houden: Allah is voorzeker Almachtig, Heer der Vergelding. 47
De dag (zal komen) waarop de aarde en de hemel door een andere aarde en hemel zullen worden vervangen; en zij (de mensen) allen voor Allah, de Ene, de Opperste zullen verschijnen. 48
En op die Dag zult gij de schuldigen in kettingen geklonken zien. 49
Hun kleren zullen van pek zijn en het Vuur zal hun gezicht omhullen. 50
Opdat Allah elke ziel moge vergelden voor hetgeen zij heeft gedaan. Voorzeker, Allah is snel in het vergelden. 51
Dit is een aankondiging voor de mensen opdat zij er door mogen worden gewaarschuwd en opdat zij mogen weten dat Hij de Enige God is en opdat degenen die begrip hebben er lering uit mogen trekken. 52
En Hij gaf u al hetgeen gij van Hem vraagt en als gij de gunsten van Allah telt, zult gij ze stellig niet kunnen opsommen. Voorwaar, de mens is zeer onrechtvaardig, zeer ondankbaar. 34
En toen Abraham zeide: "Mijn Heer maak deze stad (oord van) vrede en weerhoud mij en mijn kinderen van het aanbidden van afgoden." 35
Mijn Heer, zij hebben inderdaad vele van de mensen op een dwaalspoor gebracht. Wie mij daarom ook volgt hij is stellig van mij en wat betreft hem die mij niet gehoorzaamt - Gij zijt voorzeker Vergevensgezind, Genadevol." 36
"Onze Heer, ik heb sommige van mijn kinderen in een onvruchtbaar dal dicht bij Uw heilig huis (de Kabah) gevestigd, onze Heer, opdat zij het gebed mogen houden. Stem het hart der mensen gunstig voor hen en voorzie hen van vruchten opdat zij dankbaar mogen zijn." 37
"Onze Heer, Gij weet voorzeker hetgeen wij verbergen en hetgeen wij bekend maken. Er is niets op aarde of in de hemel voor Allah verborgen." 38
"Alle lof behoort aan Allah, Die mij in weerwil van ouderdom Ismaël en Izaak heeft gegeven Waarlijk mijn Heer is de Verhoorder van het gebed." 39
"Mijn Heer maak mij en mijn kinderen onderhouders van het gebed. Onze Heer, aanvaard mijn gebed." 40
"Onze Heer, vergeef mij en mijn ouders en de gelovigen op de Dag waarop de afrekening zal plaatsvinden." 41
Denk niet dat Allah achteloos is omtrent hetgeen de onrechtvaardigen doen. Hij geeft hun slechts uitstel tot de Dag waarop zij zullen staren, 42